Niet zo lang
geleden werd ik gebeld door iemand waar ik 10 jaar geleden mee had gewerkt bij een
nieuwsprogramma van een regionale omroep. Ik had de beste man nooit meer
gesproken maar hij had bedacht dat ik hem misschien aan informatie kon helpen
die de afdeling voorlichting bij het Amsterdamse parket niet wilde geven: de
naam van een verdachte. Ik was verbaasd dat iemand die ik de afgelopen 10 jaar
niet had gesproken me hierover belde. Ik vond het best brutaal, maar ergens ook
wel grappig. Niet geschoten is immers altijd mis.
Als het gaat om
verdachten van strafbare feiten is het in Nederland zo dat wij, het Openbaar
Ministerie, in principe tot aan de zitting geen namen geven. Als de zitting
eenmaal gepland is maakt de rechtbank via de persrol bekend welke zaken op de
agenda staan. Daar staan ook namen van verdachten bij. Soms zoeken verdachten
zelf voor die tijd al de media op of zijn het bekende personen waardoor namen snel
bekend zijn, maar wij geven zelf geen namen prijs. Bij uitzondering geven we
namen vrij als we op zoek zijn naar gevaarlijke voortvluchtige verdachten. Maar
de toestemming om dat te doen komt vanuit Den Haag, vanaf het hoogste niveau.
In omringende
landen gaat men hier anders mee om. Daar worden namen al snel bekend gemaakt.
De Engelse politie zoekt soms ook voortvluchtige verdachten of veroordeelden in
het buitenland. Dan hebben ze het sterke vermoeden dat hun “boeven” over de
grens gevlucht zijn en vragen ze justitie aldaar om mee te helpen aan het
opsporen. Zo vindt deze week voor de vierde keer “Operation Return” plaats. In
ons land, voornamelijk in Amsterdam, worden foto’s en namen verspreid van
gezochte Engelsen die hun straf nog moeten uitzitten. In voorgaande jaren heeft
dit tot goede resultaten geleid.
Ik blijf het soms
ook verbazingwekkend vinden hoeveel media er af komen op een strafzaak als de
verdachte een bekende Nederlander is. Ik heb zelden zoveel cameraploegen en
microfoons voor mijn neus gehad als bij de uitspraak in de zaak tegen Badr
Hari. En de telefoon bij onze afdeling communicatie staat roodgloeiend als er
bijvoorbeeld een bekende voetballer moet voorkomen omdat hij verdacht wordt van
een strafbaar feit. Er zijn zeer regelmatig zittingen waar mensen zich moeten
verantwoorden omdat ze met te veel alcohol op achter het stuur zijn gekropen.
Niemand die daar ooit aandacht voor heeft. Maar als een van de verdachten een
bekende Nederlander is heeft de pers ineens wel belangstelling.
Het is allemaal
een beetje dubbel. Wij behandelen als Openbaar Ministerie verdachten niet
anders omdat ze bekend zijn, al zou je in sommige gevallen iemand best gunnen
dat het hun zaak net zo onopgemerkt voorbij gaat als de zaak van “Jan, Piet of
Klaas de Vries”. Van de andere kant, als je bekend bent moet je misschien ook
beseffen dat je een voorbeeldfunctie kunt hebben. En als je dan iets doet wat
niet mag, tja, dan vestig je daarmee misschien wel extra de aandacht op jezelf.
Van mij en mijn
collega’s zul je echter nooit een naam horen zolang de verdachte niet op de
persrol is verschenen. En wij zullen ook echt niet, zodra die rol bekend is,
iemand er op nadrukkelijk wijzen dat één van de verdachten een bekend persoon
is. Namen geven wij niet, of een verdachte nou bekend of onbekend is. Dus je snapt…. Mijn oud-collega hing
teleurgesteld de telefoon weer op...
Reacties
Een reactie posten